De beste strips van het jaar zijn ...
Lijstjes met de naar onze mening beste strips en graphic novels van het jaar, zijn al jarenlang een traditie.
Op het einde van het jaar zitten de verhalen van de laatste maanden nog vers in het geheugen, maar over eerder verschenen albums hangt reeds een sluier van de tijd en raken ze vaak niet op de plaats waar ze horen te staan. We lijsten hier enkel de strips op, die ons echt raken. Zo krijgen we een accurate lijst. We voegen er meteen ook onze mening aan toe, m.a.w. onze eigen recensie. Het resultaat hieronder op de pagina.
Klik op de titels om de recensies te lezen.
– Goya Licht en schaduw
– De ruiterlijke confessies van Dragon Dragon 3. Italië, 1796
– Delta Blues café
– Samoerai 17 Bloedschuld
– Charley’s Oorlog 10 Het einde
– De Grote Zeeslagen 23 Çesme

Een graphic novel met fond, een uniek album
Goya Licht en schaduw
Bart Proost / Bie Flameng
Saga Uitgaven
56 pagina’s
Verschenen op 04/02/2025
“Goya Licht en schaduw” is een graphic novel over het leven en werk van de wereldberoemde kunstenaar Goya. Bart Proost is hiermee niet aan zijn proefstuk toe. In 2023 bracht hij met veel succes het levensverhaal van Caspar David Friedrich uit. Nu is het de beurt aan Francisco de Goya y Lucientes.
“Licht en schaduw” is een ode aan één van de bekendste Spaanse schilders, een kunstenaar die toonde dat op genialiteit geen leeftijd staat, dat een kunstenaar alleen zijn weg moet volgen, en niet wat de maatschappij van hem verlangt. Dit laatste geldt misschien ook wel een beetje voor Bart Proost die met Goya kiest voor kwaliteit en diepgang, minder voor de commercie.
De auteur laat de 76-jarige Goya in vijf hoofdstukken zelf zijn verhaal vertellen. Elk hoofdstuk begint telkens met een kaderend tekstje en een citaat van Goya.
Hoofdstuk één “Een geheimzinnig vakman” vertelt over Goya’s opgang als hofschilder tot wanneer een onbekende ziekte hem blijvend doof maakt.
Hoofdstuk twee draait om “Los Caprichos”. Terwijl Goya overdag portretten schildert waagt hij zich ’s nachts aan etsen. In deze grafische reeks geeft hij zijn eigen kijk op zijn oeuvre en de grillen van de wereld rondom hem. We voelen ook de impact van zijn doofheid op zijn werk.
In hoofdstuk drie staat de serie “Los Desastres de la Guerra” centraal. Als in 1808 het Spaanse volk een guerrillaoorlog uitvecht tegen het leger van Napoleon wordt Goya observator / verslaggever. Hij legt zonder satire of leedvermaak vast wat hij ziet.
In hoofdstuk vier “Een rationele romanticus” zien we de bevrijde kunstenaar Goya. Op zijn 73ste koopt hij de “Quinta del Sorde” “Het huis van de dove”. Een toeval van de voorzienigheid? Op de muren van zijn huis schildert hij 14 fascinerende taferelen : “Los Pinturas Negra”. Hij gaat helemaal op in de donkere schilderijen en speelt met licht en schaduw.
Wanneer hij klaar is met zijn obsessies, zijn demonen en zijn zorgen, vindt hij dat het op 75 jaar tijd is om zijn horizon te verruimen. In hoofdstuk vijf “De Epiloog” verlaat hij Spanje en verhuist naar Bordeaux waar hij van zichzelf zegt dat hij nog alle dagen bijleert.
“Nada es blanco o negra. No todo es tan senallo come parece”, is de slotzin van het album waar we ons helemaal kunnen in vinden. Als meester van het licht – donkereffect is voor Goya toch niet alles zwart of wit. Niets is kant en klaar, niets is evident, alles is nuance. Mensen zijn niet goed of kwaad, ze zijn al die dingen. Is dat niet zo?
Bart Proost slaagt er in om in 45 pagina’s een pakkend beeld van Goya te scheppen. Zijn typische zwartwit tekenstijl past als gegoten bij het kleurenpalet en thematiek van licht en schaduw. Dit bleek ook op de voorstelling van het boek in museum De Reede in Antwerpen. De grote tekenplaten pasten perfect bij de werken van Goya en zouden niet misstaan als permanente aanvulling. Zwart en wit voeren de hoofdtoon, maar toch heeft de auteur kleuren toegevoegd aan zijn werk. Voor de inkleuring deed hij beroep op zijn moeder-kunstenares Bie Flameng. Wat zich in het heden afspeelt geeft ze een blauwe schijn. Flash-backs krijgen een goudbruine tint. Flash-forwards en emoties krijgen een rode ondertoon.
Heel knap aan deze graphic novel is dat bijna elke pagina een reproductie / hommage van het werk van Goya bevat. De makers laten deze werken monochroom (zwartwit).
Wie nog meer Goya wilt, kan zich achteraan verdiepen in een compact historisch dossier opgemaakt door vader-historicus Luc Proost. Naast dit dossier is er ook nog een verhelderend interview met de auteur.
“Goya Licht en schaduw” is een uniek album. De samenwerking tussen Bart, zijn moeder en zijn vader geeft dit boek een extra pigment.
Het is een boek dat men meerdere keren moet lezen, een boek waarvoor men moet gaan zitten. Elke nieuwe leesbeurt bracht ons dichter bij de melancholie van Goya. De cover dekt de lading volledig: “de slaap van het verstand produceert monsters”!
Besluit: Bart Proost levert een graphic novel met fond af! Een pareltje! In onze verzameling geven we hem een plaatsje bij andere grote kunstenaars. (HV)

Ontspannend avonturenalbum
Samoerai 17 Bloedschuld
Jean-François Di Giorgio / Cristina Mormile
Daedalus
48 pagina’s
Verschenen op 27/01/2025
Dit jaar vieren we de twintigste verjaardag van de reeks “Samoerai”, een heroïsch fantasy-verhaal. Het eerste album verscheen op 24 augustus 2005 in het Frans bij uitgeverij Soleil. Ondertussen zitten we al aan album 17 en blijft het een steengoede serie, die niet altijd de aandacht krijgt die ze verdient.
In deel 17 “Bloedschuld” volgen we nog steeds de queeste van hoofdrolspeler Takeo, een jonge samoerai. Samen met zijn verloofde Sayuri bereikt hij eindelijk de nederzetting van de Japanse keizer, waar hij een hartelijk weerzien beleeft met zijn jeugdvriend Tamoe, lijfwacht van de keizerlijke familie. Terwijl we getuige zijn van een ruzie tussen de keizer en de vijftienjarige kroonprins Uraku, wordt het rijk bedreigd door vijandige clans, die er op uit zijn het land te destabiliseren. De opstandelingen worden geleid door een duistere macht die in een soort voodoo séance de keizer om het leven brengt. Als de troon in gevaar komt, wordt Takeo gevraagd om de prins te beschermen en in veiligheid te brengen. Hij aarzelt niet en vindt dit het uitgelezen moment om zijn schuld bij de keizer in te lossen. Bij een poging van de clans om de prins te ontvoeren, zien we Takeo op zijn best. Bijna eigenhandig schakelt hij de hele troep uit. Er volgt een klopjacht op de leider van de indringers. De roekeloosheid en blinde woede van de prins jaagt hen echter in de handen van de vijand, wat andermaal leidt tot een mega knokpartij. Het verhaal eindigt zoals het een goede serie betaamt met een reeks cliffhangers. Wie wint de strijd? Blijven Takeo en zijn medestrijders uit de handen van de clans? Blijft het keizerrijk overeind? Ziet Takeo Sayuri terug? Dus meer dan stof genoeg om nu al uit te kijken naar het vervolg.
Di Giorgio heeft opnieuw voor een knap scenario gezorgd. De spanning wordt gestaag opgebouwd om met een uitsmijter te eindigen. Hij laat Takeo off-screen het verhaal becommentariëren. De samoerai geeft zijn visie op de precaire toestand van het rijk. Goed gevonden!
De pagina opbouw is om van te smullen. Geen enkele pagina heeft dezelfde indeling. Grote kaders, kleine kaders en paginagrote prenten wisselen elkaar in een rotvaart af, wat het tempo van het verhaal ten goede komt.
Het tekenwerk van Mormile blijft top met oog voor detail, flitsende actiescènes, gekletter van samoerai-zwaarden en een sublieme cover.
In een vorige recensie gaven we “Samoerai” de eer van “Japanse Rode Ridder”. Wel, we blijven bij deze beoordeling. Alle nodige ingrediënten zijn aanwezig: een hoog verhaaltempo, een beetje bloot, een scheutje fantasy en knap tekenwerk! Kortom: de auteurs leveren terug een lekker ontspannend avonturenalbum af. Houden zo! (HV)

Een blues-story
Delta Blues Café
Philippe Charlot / Miras
Saga uitgaven
Collectie Bamboe
72 pagina’s
Verschenen op 21/02/2025
Blueslegende Robert Johnson blijft de stripwereld beroeren. Vorig jaar nog verscheen de knappe graphic novel “De laatste dagen van Robert Johnson” van Franz Duchazeau. Nu brengt Saga uitgaven “Delta Blues Café” uit.
“Delta Blues Café” is niet echt een verhaal over de geschiedenis van de Blues of een biografisch album, maar gewoon een menselijk verhaal doorspekt met de karakteristieken van de bluesmuziek: een story over de ongrijpbare liefde, de verloren liefde, over onrecht dat je wordt aangedaan, over de teleurstellingen van het leven, de strepen op onze ziel. Dit alles opgehangen aan de figuur van Robert Johnson.
Het boek verwijst ook naar de pioniers van de Blues, naar de echte mensen wier talent tussen de plooien van de geschiedenis verdween, een eerbetoon aan de bluesmannen en -vrouwen uit de Mississippi-delta.
Het verhaal begint als hoofdrolspeler Luap Grangé bij de release van zijn film “Robert Johnson, de blues in zijn ziel” een promotietour maakt in het zuiden van de VS. Hij ontmoet er de ‘grumpy’ professor Gordon Moore, expert op het gebied van de geschiedenis van de Blues, zijn extravagante vriendin Jezie, de eigenares van het “Delta Blues Café” en Willie Mae, een ongehuwde moeder en serveerster in het café. Luap vergezelt de professor en Jezie op een doktersbezoek in Memphis. Door autopech stranden ze in het “Delta Blues Café”. Beetje bij beetje groeit het drietal naar elkaar toe. Hier verneemt Luap dat de professor al zijn hele leven op zoek is naar oude blues 78-toeren platen. In het bijzonder obsessief naar een plaat van Tunia Grace, een zwarte zangeres waarmee de professor een relatie had, de verloren liefde van zijn leven.
De professor aast al jaren op de platencollectie van zijn oude verzuurde buurman. Hij beeldt zich in dat die zeldzame opname van Tunia er tussen zit. De buurman wil echter zijn verzameling niet verkopen. Luap komt met het idee om ter gelegenheid van het verjaardagsfeest van de professor de platencollectie van de buurman te stelen in de hoop dat de gezochte plaat er bij zit. Op het feest zal blijken of dat zo is.
Ondanks dat Jezie overlijdt, kent het verhaal toch een atypisch blues happy-end. Luap erft het café, vindt de liefde bij Willie May en samen bezorgen ze de professor een fijne oude dag.
Zijdelings komen er enkele aspecten uit Robert Johnsons leven aan bod. Zo rijdt de professor met een Terraplane, een verwijzing naar Johnsons grootste hit “Terraplane Blues”
Miras tekent de personages vaak karikaturaal wat voor ons wennen was. Zijn kleurenpalet en inkleuring is om van te snoepen. Ook de cover is een juweeltje. De professor vindt dat de Blues meer zijn dan zwart en wit, en dat ze de kleuren van het landschap van de delta verdienen. Daar zijn de auteurs prima in geslaagd. Jammer dat de tekenaar de tekst van de blues-song in het Frans noteert. Met het oog op de vertaling en in de geest van de Blues had dit in het Engels gemogen.
Achteraan in het album is er nog een verhelderend dossier voorzien, een meerwaarde. Zo vernemen we o.a. dat de fictieve professor Moore geënt is op Alan Lomax, een academicus die zijn carrière lang opnamen van anonieme “bluesmen” verzamelde.
“Delta Blues Café” is een knappe mengeling van een blues story, een liefdesverhaal en menselijke warmte. Deze verzorgde uitgave zal zowel door blues fans als niet -fans gesmaakt worden.
Als extraatje hebben we nog een Spotify-lijstje samengesteld met titels die verwijzen naar het “Delta Blues Café”. Veel lees- en luisterplezier! (HV)

Met de vitesse van een TGV, pure slapstick
De ruiterlijke confessies van Dragon Dragon
3. Italië, 1796
Nicolas Juncker / Simon Spruyt
Le Lombard
78 pagina’s
Verschenen op 13/02/2025
Na zijn expedities in Valmy (deel 1) en België (deel 2) vinden we Dragon Dragon terug in het Italië-leger van de jonge Napoleon Bonaparte. Hij is nog steeds de schlemielige, oversekste antiheld die zich al te vaak in de nesten werkt, maar er toch telkens in slaagt de situatie in zijn voordeel te doen kantelen.
Juncker en Spruyt leveren opnieuw een knotsgek album af dat danig op onze lachspieren werkte. De geschiedenis wordt zo nu en dan flink in haar hemd gezet. De humor van de auteurs is om van te smullen.
Het verhaal begint in 1796 in Lodi met de eerste veldslag van Napoleons Italiaanse campagne. De strijd wordt ingeleid met een lofdicht dat de dapperheid van het Franse leger bewierookt. Dragon loopt er echter de kantjes af en probeert zo het strijdgewoel te ontlopen. Zijn vriend Anselme, eigenlijk het geweten van Dragon, probeert hem op het rechte pad te houden, maar zal daar tot zijn eigen ergernis in dit verhaal andermaal niet in slagen.
Onbeholpen helpt hij let leger aan de overwinning en komt zo in de gunst van Napoleon. Hij maakt kennis met de schilder Antoine-Jean Gros, aangeworven om de Franse krijgsdaden te illustreren. Hier zien we Dragon als exhibitionist, als hij naakt poseert voor schilderijen bestemt voor Joséphine, toen nog de prille bruid van Napoleon. Later in het album zal hij dit kunstje nog eens herhalen als hij gevangen genomen wordt door Italiaanse vrijheidsstrijders. Een zeer leuke gimmick vinden we op pagina 16 wanneer Gros de grootte van Dragons geslacht schat.
Van bij de eerste ontmoeting is hij in de ban van de “Generalin” en haalt alles uit de trukendoos om ze in zijn armen te krijgen. Dit is niet naar de zin van Hippolyte Charles, haar geheime minnaar. Voor de rest van het avontuur krijgen de twee het aardig met elkaar aan de stok.
Met de “vitesse” van een TGV snelt het verhaal er vandoor, bij momenten pure slapstick. We vallen van de ene “stunt” in de andere.
Door zijn grootspraak overtuigt Dragon Napoleon om met zijn campagne door te gaan tot in Wenen, tot wanhoop van Anselme. Hij schopt het zelfs tot persoonlijke lijfwacht van Joséphine. Een poging om te deserteren loopt bijna faliekant af, maar hij weet de situatie toch in zijn voordeel te keren en redt daarenboven ook nog Napoleons leven.
Op een geheel originele manier breien de auteurs een einde aan de reeks. In een epiloog maken we een sprong naar het Parijs van 1830, de Julirevolutie, waar Dragon in ware “Misérables-stijl” zelf de barricades beklimt, maar ook geconfronteerd wordt met een oude vijand, Louis Philippe van Orléans, die op punt staat koning van Frankrijk te worden. Deze laatste heeft na de slag van Valmy (deel 1) nog een eitje te pellen met Dragon en maakt een einde aan de confessies van Dragon Dragon.
Naast het dolkomische scenario is het ook genieten van de historische figuren en – gebeurtenissen die in dit fictieve verhaal verweven zijn. De zwierige, soms wat karikaturale tekenstijl van Simon Spruyt past bij het geheel. De “reproducties” van een reeks bekende schilderijen zijn de kers op de taart. Zo zijn er knipogen naar de “Kindermoord te Betlehem” van Rubens (pag. 17), “Napoleon op de brug bij Arcole” van Antoine-Jean Gros (pag. 64), “Slag bij de brug van Arcole” van Horace Vernet (pag. 59) en als uitsmijter “De Vrijheid leidt het volk” van Eugène Delacroix (pag. 74)
Bij het lezen goed gelachen en vaak gedacht aan strips met dezelfde humor zoals: “Het goud van de Zwendelaar” en “Kaamelott”, zelfs aan “Blackadder”. Toch doodzonde dat zo’n kolderieke reeks hier stopt! Hallo, Le Lombard misschien nog even overdenken! (HV)

Galjoenen en slagschepen à volonté
De reeks “De Grote Zeeslagen” heeft sinds 2017 al 23 albums lang een plaatsje in onze stripbib, maar tot op heden heeft er nog geen enkele aflevering onze “recensie-plank” gehaald. Met bijna gemiddeld drie albums per jaar is dit één van de productiefste series van de laatste jaren, de Rode Ridder even buiten beschouwing gelaten ;).
Jean-Yves Delitte, bedenker van de reeks, verzorgt de scenario’s en de tekeningen. Voor een aantal albums werd beroep gedaan op een andere tekenaar.
De titel verklapt het al. In deze stripreeks worden de belangrijkste zeeslagen uit de loop van de geschiedenis gereconstrueerd. De albums zijn stuk voor stuk gebaseerd op nauwkeurig onderzoek. Naast het verslag van de zeeslag is er telkens nog een tweede verhaallijn gezien door de ogen van de historische figuren die er aan deelnamen. Voor zijn research gaat Delitte altijd te rade bij het Franse “Musée de la Marine”. Met zijn tekenkunst heeft hij zijn plaats onder de bekende tekenaars en schilders van maritieme taferelen verdiend. Hij is op zijn best als hij galjoenen en slagschepen uit de 16de, 17de en 18de eeuw mag tekenen.
In deel 23 belicht Delitte een voor ons onbekende zeeslag in de Egeïsche zee uit de Russisch Turkse oorlog van 1768. Misschien vond hij inspiratie in de huidige oorlog in Oekraïne, want aan het einde van het Russisch Ottomaans conflict lijfde Catharina De Grote, de toenmalige tsarina, Oekraïne in bij haar rijk.
Na een kat en muisspel en enkele schermutselingen treffen beide vloten zich in de baai voor de Turkse havenstad Çesme. Dankzij informatie van de Griekse rebellen schakelen de Russen onder leiding van Graaf Orlov het hele Ottomaanse eskader uit. De oorlog zal echter nog vier jaar woeden. Pas in 1774 wordt een vredesverdrag ondertekend.
In het randverhaal maken we kennis met een aantal bijfiguren. Luitenant Gortsjakov, een artillerie officier, wordt bij gebrek aan kanonniers overgeplaatst naar de marine als batterijcommandant. Aan boord van zijn schip maakt hij kennis met Pjotr, een lichtgeraakte matroos, die moeilijk om kan met kritiek. De samenwerking tussen die twee loopt voor de luitenant faliekant af.
Het scenario is niet echt spannend spannend, maar geeft stap voor stap de opbouw naar de definitieve slag weer. De verteltrant is wat aan de trage kant. Delitte geeft de plot van het randverhaal al vroeg in het album prijs (pag. 5). Het verhaal is dus één lange flashback.
We zijn onder de indruk van de paginagrote prenten van de slagschepen en de gruwelijke strijd op zee. De tekenaar schetst het ruwe leven aan boord en brengt de werking van een kanonnen-batterij prima in beeld.
De knappe cover bevestigt nogmaals Delitte als begenadigd scheepstekenaar. Zijn personages daarentegen lijken te vaak op elkaar en geven een eentonige indruk.
Wij appreciëren zijn albums omdat ze onze blik op dat deel van de gescheidens, waar we niet zo in thuis zijn, verruimen en ons laten genieten van de prachtige driemasters.
Blijkbaar kan Deliite niet genoeg krijgen van de Russisch Ottomaanse oorlog want in april verschijnt de volgende episode van “De Grote zeeslagen, de slag bij Sinop”.
Nog een weetje : eind dit jaar komt Delitte bij Glénat met een gloednieuwe serie “De Grote Scheepsrampen”. De eerste titel zal “De Lusitania” zijn. We kijken uit naar de vertaling. (HV)

Aangrijpend realistisch
Charley’s Oorlog 10 Het einde
Pat Mills / Joe Colquhoun
Uitgeverij Hum
Verschenen op 18/92/2025
“Charley’s Oorlog” is een graphic novel over een jonge soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Een klassieker uit de Britse stripgeschiedenis met in de hoofdrol Charley Bourne, een doorsnee “Tommy”, niet bijzonder intelligent en sterk, maar een held uit de arbeidersklasse.
Deel 10 is het afsluitende deel van de reeks. Op pag. 10 vinden we de korte inhoud van de negen vorige albums.
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Grote Oorlog verscheen in 2014 de eerste bundeling.
Charley liegt over zijn leeftijd om dienst te kunnen nemen. Nog maar 16, belandt hij op de slagvelden van Frankrijk en zal er blijven tot de wapenstilstand in 1918. Charley overleeft er “De slag aan de Somme” (1916), “De mijnenslag bij Mesen” (1917)”, “De derde slag bij Ieper” (1917), “De muiterij van Étaples” (1917), “De tankslag bij Cambrai” (1917) en een gevangenname door de Duitsers. In de loopgraven ervaart hij dat de werkelijkheid een stuk grimmiger is dan gedacht. Het is niet alleen het gevecht tegen de vijand, maar ook het opboksen tegen het weer, de modder, het ongedierte, de dodelijke nieuwe wapens, de stugge legertradities en de ouderwetse bevelvoering. In dit laatste deel breken de geallieerden eindelijk door de Duitse linies, terwijl de “Spaanse griep” vernietigend huishoudt in Europa en ver daar buiten. Als de wapens in november 1918 eindelijk zwijgen, kan Charley nog niet naar huis, maar belandt hij met het Britse leger in de Russische burgeroorlog tegen de “Bolsjewieken”. Na een uitzichtloze strijd vol ontberingen en de ijzige Siberische koude blazen de Britten de aftocht. Het album eindigt wat abrupt met een sprong naar de jaren 1930, naar het Verenigd Koninkrijk in een diepe economische crisis en een werkloze Charley die verstrooiing vindt in de bioscoop waar “King Kong” volle zalen trekt. “King Kong” zien we in het begin van dit verhaal op een recruteringsposter van het Amerikaanse leger en op het einde op een filmaffiche.
Origineel verscheen “Charley’s War” in wekelijkse afleveringen in het stripweekblad “Battle Picture Weekly”, vandaar dat elk album uit verschillende hoofdstukken bestaat. Elke episode start met een samenvatting van de vorige. De reeks verscheen voor het eerst in de 200ste editie van “Battle” in 1979 en liep tot 1993. Bijzonder dat een anti-oorlogsverhaal verschijnt in een pro-oorlogsblad.
Album 10 telt 33 afleveringen en begint met een historische duiding rond het einde van WO I. De auteurs gaan prat op de historische accuraatheid van het verhaal. Zo was het ons onbekend dat Britse soldaten meevochten in de Russische contrarevolutie in 1919. Net zoals in de vorige delen geeft de scenarist achteraan het album commentaar op elke episode. Hiermee plaatst hij het verhaal in het juiste perspectief. Pat Mills richt zijn pijlen op het establishment, het beleid, de regering en de legerleiding. Voor hem zijn de enige winnaars van deze oorlog de oorlogsindustrie en de grootindustriëlen.
Charley’s oorlog is een verhaal met verschillende lagen. Het is een aanklacht tegen de zinloosheid en de gruwel van de oorlog, tragisch, maar toch bij momenten humoristisch. De hoofdpersonages zijn sterke karakters, zonder heldenwaarden uit te dragen. Er is ook aandacht voor de klassenstrijd binnen het leger en daarbuiten, voor de oorlog gevoerd door arme piotten, over de kling gejaagd door de hogere officieren. Deze laatsten worden door de tekenaar karikaturaal op papier gezet.
Joe Colquhoun schept een zeer realistisch beeld dat binnenkomt. Hij weet de gruwelen en ontberingen van de oorlog pakkend weer te geven. De gevechtstaferelen zijn subliem. Elke episode staat bol van de actie. Het zwart-wit geeft de oorlogsellende een extra dimensie.
“Charley’s Oorlog” is een aangrijpende realistische strip. We vonden het meer dan de moeite om de serie te lezen. (HV)